Uit historie Langenboom
Die dappere Gerritsma
Die dappere Gerritsma.
Heel het Land van Cuijk en ook de streken daarbuiten, spraken in 1881 al een aantal maanden over de brutale inbraken en overige streken van een zekere Gerardus Janssen. Hij was afkomstig van Beers, van de Vianense hei, waar hij op 13 november 1850 het levenslicht aanschouwde. Steeds groter werd de angst, dat hij ook hun huis of boerderij met een bezoek zou vereren, zoals hij er al vele bezocht had. Zijn buitengewone sluwheid en onverschrokkenheid wakkerden bij velen de fantasie aan, en de wildste verhalen deden over hem de ronde. Hij zou zich zelfs onzichtbaar kunnen maken of zich veranderen in een kat. Hij zwierf in een grote regio rond en sliep in schuren en op hooizolders.
Al op jonge leeftijd raakte hij van het rechte pad af. Op 29 oktober 1872 moest hij verschijnen voor de rechtbank van ’s-Hertogenbosch. Een maand daarvoor had hij onder een valse naam zijn intrek genomen in de herberg van Lokven in Rosmalen. Na 2 dagen was hij zonder te betalen er vandoor gegaan met medeneming van de sieraden van Maria Lokven: o.a. een gouden kruisje, twee knopringen, twee lange oorbellen enz. Hij werd hiervoor veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 jaar. Terwijl hij in gevangenschap zat, moest hij verschijnen voor de rechtbank in Eindhoven, omdat hij twee dagen nadat hij in Rosmalen, sieraden had ontvreemd, datzelfde had gedaan uit een woning in Hilvarenbeek, nu was de buit nog groter, zelfs twee halve centen kon hij niet laten liggen. Hiervoor werd hij veroordeeld tot 2 jaar gevangenisstraf, zodat hij in totaal 5 jaar moest zitten.
Hij kon het ontvreemden niet laten en zijn werkterrein werd steeds meer het Land van Cuijk. Zo moest hij zich op 19 juni 1881 voor de rechtbank in Den Bosch verantwoordden voor de verkoop van lappen rokkengoed in Ledeacker. Enkele dagen tevoren, tussen 28 april ’s avonds en 29 april ’s morgens, was ongeveer 39 ellen blauw gestreept rokkengoed gestolen uit het huis van Elisabeth en Theodorus Simons in Haps. Men kon het bewijs niet rond krijgen dat Janssen de dader was en daarom werd hij vrijgesproken.
Het toppunt werd bereikt, toen burg. P. Thijssen uit Beers op dinsdag 5 juli 1881 een brief kreeg vanuit Grave, ondertekend met G. Janssen, waarin de burgemeester werd gelast om diezelfde dag om 6 uur ’s avonds, vanuit het dorp te lopen naar zijn landgoed “De Barendonk”. Onderweg moest hij aan degene die zich als G. Janssen bekend maakte een envelop geven van f. 500,=. Voorwaar een groot bedrag toentertijd. Zou hij dat niet doen, dan liep zijn boerderij gevaar in brand te vliegen of zou één van zijn zoons vermoord worden. In de brief verklaarde hij zijn eis met bedreiging hoofdzakelijk gedaan te hebben uit wraak, omdat de burgemeester hem van zijn jeugd af op zijn zwervend en schelmachtig levenspad, niet uit het oog had verloren en steeds op hem lette. Meteen werd de politie in kennis gesteld en lagen er langs de route veldwachters en marechaussees in het veld, een eind voor hem uit reed een kar beladen met stro, waaronder zich 3 marechaussees hadden verstopt, maar geen Janssen kwam tijdens de wandeling opda