Verenigingen
Boerenleenbank/Rabo
100 jaar Boerenleenbank / Rabobank Langenboom
De cirkel is weer rond. De bank die ruim 100 jaar geleden in Langenboom begon in een klein kamertje, is weer teruggekeerd naar een klein kamertje. En toch …. is er heel veel veranderd.
Friedrich Wilhelm Raiffaisen.
Rond 1840 was het niet alleen in Nederland een slechte tijd voor vele boeren, maar ook in Duitsland was dat het geval. In 1845 werd de 27-jarige Friedrich Wilhelm Raiffaisen burgemeester van een aantal dorpjes in het Westerwald, in de buurt van de Rijn bij Koblenz. Hij wilde eigenlijk beroepsofficier worden, maar door een schadelijke oogziekte, moest hij de dienst verlaten. Al snel tijdens zijn burgemeesterschap kwam hij in aanraking met de grote nood van de boeren. Hadden zij wat geld nodig dan kon mannen vaak alleen terecht bij woekeraars, die een hoge rente berekeningen en bij niet betalen werd al snel de boerderij voor een prikkie door hen aangekocht. Ook de prijzen werden door handelaren bepaald, en die waren altijd zeer laag. Toen rond 1846 er ook nog eens hongersnood uitbrak vanwege slechte oogsten en een aardappelziekte, begon Raiffaisen te denken over een blijvende oplossing. Natuurlijk was er de liefdadigheid, maar dat was een tijdelijke voorziening.
Vanuit zijn jeugd kende hij nog de spreuk: “Het is de roeping van de sterke de onmogelijke te helpen zichzelf te helpen”. Hoe kon hij deze vorm geven? Hij riep het Armencomité bijeen en samenstellen hen het volgende voor: “Een mens alleen kan niets, pas velen samen hebben de kracht het onmogelijke te verwezenlijken. Mijn plan is om duurzaam te verbinden aan arme boeren die een schuld willen aflossen, of pootaardappelen, zaaigoed of een koe willen kopen of een stukje land. Nu moet ze daarvoor woekerrentes betalen. “En bij wie wil je dat lenen?”, was aanleiding de vraag. Ik denk niet aan lenen bij een woekeraar, maar …. aan jullie allemaal. aan het Armencomité zoveel geld ter beschikking stellen als je kunt missen en als ook andere welgestelde mensen in de dorpen dat doen, dan kunnen daarmee gefinancierd worden “En wie zal voor de terugbetaling borg staan? (Toentertijd werkte mannen bij leningen altijd met iemand die borg moest staan voor de terugbetaling). Het gaat om wederzijds vertrouwen. ondergrondse die de lening ontvangen zijn ook boeren, jullie kennen ze. De gezamenlijke leden zijn ieder hoofdelijk aansprakelijk en staan garant.”
Raiffaisen wist dat er van de inhoud sprake was, dat de kans dat ze zouden moeten bijbetalen zeer klein was. Na een eventueel overeenkomend akkoord kwam het eerste geld binnen en konden de eerste voorzieningen worden geleverd.
Nederland
Toen Raiffaisen in 1888 afgelopen waren, waren ook in Nederland de omstandigheden op het platteland slecht. De boeren hadden het erg moeilijk, vooral omdat de prijzen van landbouwproducten ingestort waren, door de invoer van goedkope Amerikaanse graan. De landbouw fout in een crisis. Een van de problemen bleek hetzelfde te zijn als Raiffaisen in het Westerwald werd tegengekomen, de kredietmogelijkheden voor de boeren waren zeer beperkt. Banken waren er alleen in de steden en de boeren in afgelegen dorpjes waren voor hen niet interessant. Waar moest de boer heen, die door tegenslag tijdelijk in geldnoodzaak? Hij heeft vaak in handen van opkopers, die van zijn benarde positiemisbruik compleet en voorschotten verstrekt tegen woekerrente. Een wurggreep, waarbij de slachtoffers zich moeilijk konden onttrekken. In de Graafsche Courant uit die jaren is terug te zien, dat er ook boerderijtjes te koop stonden in Langenboom, die vanwege omvangrijk geveild moeten worden.
Oprichting Boerenbond Langenboom
Pater Gerlacus van den Elsen, afkomstig uit Gemert en nog familie van onze pastoor Toon van den Acker, was hier in het bisdom ‘s-Hertogenbosch de grote aanjager van de stichtingen van Boerenbonden en Boerenleenbanken. In 1906 ging hij ook in Langenboom “den boer op” om hier de actie te ondersteunen. Bijgaand artikeltje uit de Graafsche Courant van zaterdag 20 januari geeft dit aan.
Het klaslokaal aan de Eikenlaan was stampvol, om half zes waren alle stoelen en banken al bezet, velen moesten staan. Pater W. van Os van het Langenboomse Dominicanenklooster heette hem welkom en hield een korte inleiding. Gedurende vijf kwartier wist G. van den Elsen, de boerengeneraal, de toehoorders te boeien en vele vragen te beantwoorden. Hierna werd overgegaan tot de oprichting van de Boerenbond. Een toehoorder, J.A. van Wichen, hij moet uit Escharen gekomen zijn, want na afloop voert hij per bootje weer over de Beerse Overlaat, heeft een kort verslag van de bijeenkomst geschreven.
Start Boerenleenbank
Het bestuur van de Boerenbond had eerst de handen vol aan het op poten zetten van de eigen vereniging, maar al spoedig werden voorbereidingen getroffen voor een Leenbank. Tijdens de oprichtingsvergadering op 10 november 1907 werden de concept statuten geaccordeerd en ook meteen naar de koningin gestuurd ter goedkeuring. Die Koninklijke handtekening kwam al na 14 dagen. In het eerste bestuur werden gekozen de heren Henk Kuijpers (directeur oftewel voorzitter), Leonard Arts (onderdirecteur), Eduardus Bens, Gerardus Evers en Johannes Jordens, terwijl de Raad van Toezicht werd gevormd door de heren Petje v.d. Hagen (voorzitter), H. van Bakel en Jan Smits. Als geestelijk adviseur trad vanzelfsprekend Pater van Os op. Tenslotte werd als kassier benoemd Ant. Van Gaal, die ook als eerste lid op 8 januari 1908 toetrad. Op die datum werd het ledenregister getekend en traden 65 personen toe. Een drietal nieuwe leden was de schrijfkunst niet machtig en tekende met een kruisje. Aan het lidmaatschap werden wel een paar voorwaarden gesteld. Zo was “vereischt, dat men godsdienst, huisgezin en eigendomsrecht en Christelijken zin als de grondslagen der samenleving erkenne en zijn gedrag daarnaa regele en dat men lid zij van den Boerenbond”. In totaal zouden er tot 1995 maar liefst 818 leden toetreden. De voorwaarden waren toen allang aangepast.
In zijn boerderij aan de Schaapsdijkweg 15 kreeg kassier Van Gaal een brandkast staan en met een jaarsalaris van f. 25,- ging hij van start. Tijdens de eerste gecombineerde vergadering van bestuur en raad van toezicht op 9 februari 1908 werd aan vier leden een voorschot toegekend, waarvan één van f. 150,- voor de aankoop van een koe. In het eerste jaar werden 21 spaarbankboekjes geopend, waarop in totaal f. 14.000,- werd ingelegd. Aan 11 boeren werd een krediet verstrekt van totaal
f. 11.000,-. De kop was eraf. Langzamerhand raakte men er aan gewend het geld niet te sparen in “de oude sok”, maar dat het ook veilig was bij de bank. Ondanks een subsidie van f. 25,- van de Boerenbond, werd het eerste boekjaar afgesloten met een verlies van f. 23,19. Een verlies is daarna nooit meer voorkwam, integendeel, er werd een aardige reserve opgebouwd.
Kassier Jan Arts
In 1913 vertrok kassier Ant. van Gaal naar Schaijk. Door de leden werd hierop als kassier gekozen Jan Arts, de Logtse Jan. Hij woonde aan de Zeelandseweg 1 en vanzelfsprekend werd de bank daarop in diens boerderij gevestigd. Wanneer was de bank open? Eigenlijk van de vroege ochtend tot de late avond. Wie de kassier nodig had, ging gewoon naar hem toe. Dat kon wel eens lastig zijn en daarom verzocht de kassier tijdens een algemene vergadering de leden om altijd rond het middaguur te komen, anders moest hij te vaak het werk op het veld in de steek laten.